Estilo indirecto: el orden del grupo verbal final en la oración subordinada

Estilo indirecto (indirecte rede): el orden del grupo verbal final en la oración subordinada (volgorde in de werkwoordelijke eindgroep in de bijzin)

A) Tiempos simples (enkelvoudige tijden)

1) Verbo normal
een boek lezen
2) Verbo reflexivo
zich wassen
3) Verbo separable
een vriend opbellen

> Con un verbo modal
1) een boek willen lezen
2) zich willen wassen
3) een vriend willen opbellen

> Con un verbo semi-modal
1) een boek gaan lezen
2) zich gaan  wassen
3) een vriend gaan opbellen

> Con el auxiliar de futuro
1) een boek zullen lezen
2) zich zullen wassen
3) een vriend zullen opbellen

> Con el aux. de condicional
1) een boek zouden lezen
2) zich zouden wassen
3) een vriend zouden opbellen

> Con el auxiliar de pasiva
1)
gestolen worden
3) opgebeld worden

.
Ik lees een boek
.
Ik was me
.
Ik bel een vriend op

.
Ik wil een boek lezen
Ik wil me wassen
Ik wil een vriend opbellen

.
Ik ga een boek lezen
Ik ga me wassen
Ik ga een vriend opbellen

.
Ik zal een boek lezen
Ik zal me wassen
Ik zal een vriend opbellen

.
Ik zou een boek lezen
Ik zou me wassen
Ik zou een vriend opbellen

.
Het geld wordt gestolen
Mijn ouders worden opgebeld

.
Ik zeg dat ik een boek lees
.
Ik zeg dat ik me was
.
Ik zeg dat ik een vriend opbel

.
Ik zeg dat ik een boek wil lezen/ lezen wil
Ik zeg dat ik me wil wassen/ wassen wil
Ik zeg dat ik een vriend wil opbellen/ opbellen wil/ op wil bellen

Ik zeg dat ik een boek ga lezen [*lezen ga]
Ik zeg dat ik me ga wassen [*wassen ga]
Ik zeg dat ik een vriend ga opbellen/ [*opbellen ga]/ op ga bellen

Ik zeg dat ik een boek zal lezen/ lezen zal
Ik zeg dat ik me zal wassen/ wassen zal
Ik zeg dat ik een vriend zal opbellen/ opbellen zal/ op zal bellen

Ik zeg dat ik een boek zou lezen/ lezen zou
Ik zeg dat ik me zou wassen/ wassen zou
Ik zeg dat ik een vriend zou opbellen/ opbellen zou/ op zou bellen

Ik zeg dat het geld wordt gestolen/ gestolen wordt /// Ik zeg dat mijn ouders worden opgebeld/ opgebeld worden

B) Tiempos compuestos o de perfecto (samengestelde tijden)

1) Verbo normal
een boek hebben gelezen
2) Verbo reflexivo
zich hebben gewassen
3) Verbo separable
een vriend hebben opgebeld

> Con un verbo modal
1)
een boek hebben willen lezen
2) zich hebben willen wassen
3) een vriend hebben willen opbellen

> Con un verbo semi-modal
1)
een boek zijn gaan lezen
2) zich zijn gaan  wassen
3) een vriend zijn gaan opbellen

> Con el auxiliar de pasiva
1)
gestolen zijn
3) opgebeld zijn

.
Ik heb een boek gelezen
.
Ik heb me gewassen
.
Ik heb een vriend opgebeld

.
Ik heb een boek willen lezen
Ik heb me willen wassen
Ik heb een vriend willen opbellen

.
Ik ben een boek gaan lezen
Ik ben me gaan wassen
Ik ben een vriend gaan opbellen

Het geld is gestolen
Mijn ouders zijn opgebeld

.
Ik zeg dat ik een boek heb gelezen/ gelezen heb
Ik zeg dat ik me heb gewassen/ gewassen heb
.
Ik zeg dat ik een vriend heb opgebeld/ opgebeld heb/ op heb gebeld

Ik zeg dat ik een boek heb willen lezen
Ik zeg dat ik me heb willen wassen
Ik zeg dat ik een vriend heb willen opbellen

.
.
Ik zeg dat ik een boek ben gaan lezen
Ik zeg dat ik me ben gaan wassen
Ik zeg dat ik een vriend ben gaan opbellen

.
Ik zeg dat het geld is gestolen/ gestolen is
Ik zeg dat mijn ouders zijn opgebeld/ opgebeld zijn