Toespraak van minister-president Mark Rutte over het slavernijverleden (19-12-2022)

Toespraak (Nederlands ondertiteld)

Toespraak (Engels ondertiteld)

Toespraak van minister-president Mark Rutte over het slavernijverleden (19-12-2022)

Dames en heren, goedemiddag.
En voor iedereen die meekijkt of luistert in een andere tijdzone:
Bun morgu,
Bon dia,
Good morning,

Hier in het Nationaal Archief spreekt de geschiedenis tot ons in miljoenen documenten.
En ook al horen we de ongeschreven stemmen uit het verleden niet, het verhaal dat uit al die archiefstukken naar voren komt, is niet alleen maar mooi.
Het is vaak ook lelijk, pijnlijk en zelfs ronduit beschamend.
Dat geldt zeker voor de rol van Nederland in het slavernijverleden.
Wij, levend in het hier en nu, kunnen slavernij alleen in de allerduidelijkste bewoordingen erkennen en veroordelen als misdaad tegen de menselijkheid.

Als een misdadig systeem, dat wereldwijd onnoemelijk veel mensen onnoemelijk veel en groot leed heeft gebracht, en dat doorwerkt in de levens van mensen hier en nu.
En wij in Nederland moeten ons aandeel in dat verleden onder ogen zien.
Daarom is het goed dat we elkaar vandaag in het Nationaal Archief ontmoeten.
Hier ligt ons nationale geheugen opgeslagen.
Dus dit is de plek voor nationaal gewetensonderzoek.

Hier kun je niet om de historische feiten heen.
Tot 1814 werden ruim 600.000 tot slaaf gemaakte Afrikaanse vrouwen, mannen en kinderen onder erbarmelijke omstandigheden naar het Amerikaanse continent verscheept door Nederlandse slavenhandelaren.
De meesten naar Suriname, maar ook naar Curaçao, Sint Eustatius en andere plaatsen.
Zij werden weggerukt van hun families, ontmenselijkt, als vee vervoerd en behandeld.
Vaak onder het overheidsgezag van de West-Indische Compagnie.
In Azië werden tussen de 660.000 en ruim 1 miljoen mensen – we weten het niet eens precies – verhandeld binnen de gebieden die onder het gezag stonden van de Verenigde Oost-Indische Compagnie.


De getallen zijn onvoorstelbaar.
Het menselijk leed dat er achter schuilgaat, is nog veel onvoorstelbaarder.
Talloos zijn de overgeleverde verhalen en getuigenissen die bewijzen hoe er in het slavernijsysteem geen maat stond op wreedheid en willekeur.
En dus geen maat op onrecht en pure angst.
We hoeven alleen maar Anton de Koms Wij slaven van Suriname open te slaan om te lezen over de meest gruwelijke behandelingen en straffen.
We lezen over geseling en marteling tot de dood erop volgde, over mensen van wie ledematen werden afgehakt, over brandmerken in het gezicht.
Het lot van de ene persoon nog verschrikkelijker dan van de andere, op elke pagina onrecht en nog meer onrecht. En zoals Anton de Kom het beschreef voor Suriname, zo gebeurde het ook elders, onder hetzelfde Nederlandse overheidsgezag.
We lezen het, we weten het, en toch is het afschuwelijke lot van tot slaaf gemaakte mensen nauwelijks te bevatten.

Of neem, inderdaad, de feiten zoals die uit de archieven spreken.
Bijvoorbeeld uit de enorme administratie die is opgezet rond de afschaffing van de slavernij in 1863 en die hier ingezien kan worden.
Pagina na pagina staan daarop per plantage en per slaveneigenaar de namen vermeld van tot slaaf gemaakten plus nog enkele andere persoonlijke gegevens.
Zakelijk, systematisch, in een droge opsomming, die juist daardoor zo confronterend is, omdat het de absurditeit onderstreept van een systeem waarin de ene mens de andere mens tot handelswaar maakte.
Een systeem zo onmenselijk en onrechtvaardig, dat in 1863 niet de tot slaaf gemaakten financieel werden gecompenseerd door de staat, maar de slaveneigenaren.
En nog kon het hardvochtiger, nog oneerlijker, want iedereen die in Suriname in 1863 in naam vrij werd, moest gedwongen nog tien jaar lang onder staatstoezicht blijven werken.
De facto betekende dat voor velen nog tien jaar langer een leven in onvrijheid, een leven onder dwang.
Tot 1873.
Komend jaar is dat 150 jaar geleden.

Die geschiedenis houdt ons bezig.
Een complexe geschiedenis, waarin op verschillende plaatsen verschillende jaartallen en gebeurtenissen betekenis hebben.
Niet alleen 1863 en 1873.
Maar bijvoorbeeld ook 1860, de wettelijke afschaffing van de slavernij in toenmalig Nederlands Indië.
1814, het jaar dat ook Nederland de trans-Atlantische slavenhandel afschafte.
1848, toen op Sint Maarten de slavernij de facto voorbij was.
Of bijvoorbeeld 1795, toen onder leiding van Tula op Curaçao een opstand plaatsvond die nog jaarlijks wordt herdacht.
Eindeloos veel momenten, eindeloos veel verhalen, eindeloos veel geschiedenis.

Die geschiedenis krijgt de laatste jaren meer aandacht – in tentoonstellingen, in publicaties en in het maatschappelijk debat.
Er vindt maatschappelijke bewustwording plaats.
En daardoor ook een verandering in het denken.
Dat is goed en terecht en nodig, want te lang is het stil gebleven.

Ik heb die verandering in denken ook persoonlijk doorgemaakt – daar wil ik open over zijn.
Lange tijd dacht ik dat het niet goed mogelijk is op een betekenisvolle manier verantwoordelijkheid te nemen voor iets dat zo lang geleden is, en waar niemand van ons zelf bij is geweest.
Lange tijd dacht ik dus eigenlijk: het slavernijverleden is geschiedenis die achter ons ligt.
Maar ik had het mis.
Want eeuwen van onderdrukking en uitbuiting werken door in het hier en nu.
In racistische stereotypen.
In discriminerende patronen van uitsluiting.
In sociale ongelijkheid.
En om dat te doorbreken, moeten we ook het verleden open en eerlijk onder ogen zien.
Een verleden dat we delen met andere landen, waardoor onze samenlevingen voor altijd op een speciale manier met elkaar zijn verbonden.
Het klopt dat niemand die nu leeft persoonlijk schuld draagt voor de slavernij.
Maar het klopt ook dat de Nederlandse Staat in al zijn historische verschijningsvormen verantwoordelijkheid draagt voor het grote leed dat tot slaaf gemaakten en hun nazaten is aangedaan.
En dus kunnen we niet voorbij gaan aan de doorwerking van het verleden in onze tijd.

Het rapport Ketenen van het verleden van de Dialooggroep Slavernijverleden speelt een belangrijke rol in het bewustwordingsproces dat velen van ons doormaken.
Dat rapport verscheen op 1 juli vorig jaar en bevatte een aantal niet mis te verstane conclusies en aanbevelingen.
De drie kernwoorden zijn: erkenning, excuses, herstel.
Vandaag sturen we de officiële kabinetsreactie naar de Tweede Kamer.
Daarin omarmen we de analyse en conclusies van de Dialooggroep.
In de tussenliggende anderhalf jaar heeft het kabinet op verschillende manieren, op verschillende plekken en met verschillende mensen en groepen over het slavernijverleden gesproken.
Ik ben zelf in september jongstleden in Suriname geweest, waar ik heb geleerd hoe diep de geschiedenis nog altijd ingrijpt in het dagelijks leven van mensen, ook spiritueel.
Ik heb ook geleerd hoe ervaringen, herinneringen en gevoelens per groep en per persoon kunnen verschillen.
Het maakt uit of je voorouders uit Afrika werden geroofd of behoorden tot de oorspronkelijke bewoners.
Het maakt uit in welk land of regio hun leven zich afspeelde.
En het maakt ook uit in welke periode zij leefden.

Die historische, geografische en culturele verschillen tussen bevolkingsgroepen en mensen doen ertoe, ook in het hier en nu.
En dat maakt het doen van algemene uitspraken over het slavernijverleden ook zo kwetsbaar.
Want hoe doe je recht aan al die verschillen?
Wat is daarvoor het beste moment?
Hoe doe je recht aan alle spirituele symbolen en rituelen, die in sommige culturen zo enorm belangrijk zijn?
En hoe omvat je met woorden zoveel onrecht, zoveel pijn, zoveel gruwelijkheden?
Elke poging daartoe zal altijd onvolkomen zijn en nieuwe vragen en discussies oproepen.
Met alle emoties die daarbij horen.
Met alle beladenheid.
We weten dat er niet één goed moment is voor iedereen, niet de juiste woorden voor iedereen, niet één juiste plaats voor iedereen.
En ik erken dat de aanloop naar deze dag beter had gekund.
Maar laat dat geen reden zijn dan maar niets te doen.
We moeten met elkaar stappen vooruit zetten.
We moeten met elkaar verder komen.
Dus laat ons dat gesprek over het slavernijverleden alsjeblieft voeren, ook als dat een moeilijk gesprek is.

En dat gesprek begint met erkenning.
Erkenning van het afschuwelijke leed dat generaties tot slaaf gemaakten is aangedaan.
Erkenning van en eerherstel voor al die mensen die in verzet kwamen, zoals de dappere Marrons van Suriname.
Ik noem vandaag met eerbied de namen van Tula op Curaçao, Jolicoeur, Boni en Baron in Suriname, One-Tété-Lohkay op Sint Maarten en we gedenken al die naamloos gebleven vrouwen en mannen die door de eeuwen heen heldhaftig de vrijheid zochten en daar vaak op de meest gruwelijke manier voor werden gestraft.
En natuurlijk erkenning van historische verantwoordelijkheid, met de woorden die daarbij horen.
Deze woorden.

Eeuwenlang hebben de Nederlandse staat en zijn vertegenwoordigers slavernij mogelijk gemaakt, gestimuleerd, in stand gehouden en ervan geprofiteerd.
Eeuwenlang zijn in naam van de Nederlandse staat mensen tot handelswaar gemaakt, uitgebuit en mishandeld.
Eeuwenlang is onder Nederlands staatsgezag de menselijke waardigheid met voeten getreden op de meest afschuwelijke manier.
En te weinig hebben opeenvolgende Nederlandse regeringen na 1863 gezien en erkend dat het slavernijverleden een negatieve doorwerking had en heeft.

Daarvoor bied ik namens de Nederlandse regering excuses aan.
Today I apologize.
Awe mi ta pidi diskulpa.
Tide mi wani taki pardon.

Vandaag bied ik namens de Nederlandse regering excuses aan voor het handelen van de Nederlandse staat in het verleden: postuum aan alle tot slaaf gemaakten die wereldwijd onder dat handelen hebben geleden, aan hun dochters en zonen, en aan al hun nazaten tot in het hier en nu.
We doen dit niet om schoon schip te maken.
Niet om het verleden af te sluiten en achter ons te laten.
We doen dit en we doen dit nu, om staande op de drempel van een belangrijk herdenkingsjaar, samen de weg vooruit te vinden.
We delen niet alleen het verleden, maar ook de toekomst.
Dus zetten we vandaag een komma, geen punt.
Het gesprek over het slavernijverleden moet zo breed mogelijk worden gevoerd, niet alleen in Nederland, maar juist ook op de plekken waar het gebeurde, met iedereen die betrokken is of zich betrokken voelt.

Daarom klinken de excuses die ik net uitsprak vandaag door op zeven andere plekken in de wereld, daar waar de pijn en de gevolgen van het slavernijverleden tot de dag van vandaag het meest worden gevoeld en het meest zichtbaar zijn.
Ze klinken door in de woorden die worden uitgesproken door zeven vertegenwoordigers van de Nederlandse regering.
In Suriname.
Op Curaçao.
Op Sint Maarten.
Op Aruba.
Op Bonaire.
Op Saba.
En op Sint Eustatius.

De regering wil in overleg met alle groepen en mensen uit alle landen waarmee wij dit verleden delen, intensiever werken aan meer kennis over het slavernijverleden en dus aan meer bewustwording, erkenning en begrip.
Dat proces vraagt tijd en we kunnen het werk alleen in gezamenlijkheid doen.
Op weg naar die belangrijke symbolische datum 1 juli 2023.
Daarna, in het hele herdenkingsjaar.
En in de jaren die daar op volgen.
De kabinetsreactie op het rapport van de Dialooggroep Slavernijverleden gaat hier uitvoerig op in.
Het belangrijkste is nu dat we alle stappen die we gaan zetten ook echt gezamenlijk zetten.
In overleg, luisterend en met als enige intentie: recht doen aan het verleden, heling in het heden.
Een komma, geen punt.

Met Suriname, met de Caribische delen van het Koninkrijk en met alle nazaten in Nederland werken we aan zichtbaarheid van erfgoed, aan bewustwording via onderwijs en aan wetenschappelijk historisch onderzoek.
Tijdens het herdenkingsjaar zullen alle facetten van het slavernijverleden en de doorwerking in onze tijd in het volle licht staan.
De Koning voelt zich persoonlijk zeer betrokken bij het onderwerp en zal op 1 juli aanwezig zijn bij de herdenking en viering in Amsterdam.
En we kijken verder, over 2023 heen.
Een onafhankelijk en breed samengesteld Herdenkingscomité buigt zich over de beste manier om ook in de toekomst waardig en zo veel mogelijk gezamenlijk te herdenken.
En er komt een fonds voor maatschappelijke initiatieven in het hele Koninkrijk en Suriname, waarmee de doorwerking van het slavernijverleden de zichtbaarheid, aandacht en aanpak krijgt die nodig is. Het helingsproces moet nu beginnen en het programma daarvoor, schrijven we samen.

Dames en heren,
Het boek van onze gedeelde geschiedenis kent veel pagina’s die ons – levend in de 21e eeuw – met verbijstering en afschuw vervullen.
En met diepe schaamte.
Die pagina’s wissen we met excuses niet uit en dat is ook niet de bedoeling.
We kunnen het verleden niet veranderen, alleen onder ogen zien.
Wat de regering vurig hoopt, wat ik ook persoonlijk vurig hoop, is dat dit moment, dat deze dag ons helpt Koninkrijksbreed en samen met Suriname en andere landen, de open pagina’s die vóór ons liggen in te vullen met dialoog, erkenning en heling.
Dank u wel.

Alocución del presidente del gobierno Mark Rutte sobre el pasado esclavista (19-12-2022)

Damas y caballeros, buenas tardes.
Y para quien nos esté viendo o escuchando en una zona horaria diferente:
Bun morgu,
Bon dia,
Good morning,

Aquí en el Archivo Nacional, la historia nos habla desde millones de documentos.
Y aunque no podamos escuchar las voces no escritas del pasado, las historias que surgen de todos esos archivos no son tan solo hermosas.

También son a menudo feas, dolorosas e incluso absolutamente vergonzosas.
Esto es así sin duda en lo tocante al papel de los Países Bajos en la historia de la esclavitud.
Nosotros, que vivimos en el aquí y ahora, solo podemos reconocer y condenar la esclavitud en los términos más claros como un crimen contra la humanidad.
Como un sistema criminal, que ha causado un sufrimiento grande e incalculable a un número incalculable de personas en todo el mundo, y que aún repercute en las vidas de las personas aquí y ahora.
Y nosotros en los Países Bajos debemos afrontar nuestra parte en ese pasado.
Por eso es bueno que nos reunamos hoy en el Archivo Nacional. Aquí se encuentra almacenada nuestra memoria nacional. Así que este es el lugar para el examen de conciencia nacional.

Aquí no se pueden eludir los hechos históricos.
Hasta 1814, más de 600.000 mujeres, hombres y niños africanos esclavizados fueron enviados por barco al continente americano en condiciones espantosas por traficantes de esclavos neerlandeses.

La mayoría a Surinam, pero también a Curazao, San Eustaquio y otros lugares.
Fueron apartados de sus familias, deshumanizados, transportados y tratados como ganado.
A menudo bajo la autoridad gubernamental de la Compañía de las Indias Occidentales.
En Asia, entre 660.000 y más de 1 millón de personas (ni siquiera los sabemos con certeza) fueron víctimas de este tráfico dentro de las áreas que estaban bajo la autoridad de la Compañía Neerlandesa de las Indias Orientales.

Estas cifras son inconcebibles.
El sufrimiento humano que se esconde detrás de ellas es aún mucho más inconcebible.
Son Incontables las historias y testimonios transmitidos que prueban cómo no había límite a la crueldad y la arbitrariedad en el sistema esclavista.
Y por tanto no había límite a la injusticia y el puro miedo.
Solo tenemos que abrir el libro de Anton de Kom Nosotros, esclavos de Surinam para leer sobre los tratos y castigos más espantosos.
Leemos sobre flagelaciones y torturas hasta llegar a la muerte, sobre personas a las que les cortaron las extremidades, sobre marcas al hierro en la cara.
El destino de una persona aún más terrible que el de la otra, injusticia y más injusticia en cada página.
Y tal como lo describió Anton de Kom para Surinam, así también sucedió en otros lugares, bajo la misma autoridad del gobierno neerlandés.
Lo leemos, lo sabemos y, sin embargo, apenas podemos concebir el horrible destino de las personas esclavizadas.

O tomemos, efectivamente, los hechos tal como los cuentan los registros.
Por ejemplo, en la ingente gestión administrativa que se realizó en torno a la abolición de la esclavitud en 1863, y que se puede consultar aquí.
Página tras página, se enumeran los nombres de las personas esclavizadas, por plantación y por propietario de esclavos, junto a algunos otros datos personales.
De forma fría, sistemática, en una enumeración escueta, que justo por eso resulta tan confrontadora, porque subraya lo absurdo de un sistema en el que una persona convertía a otra persona en mercancía.
Un sistema tan inhumano e injusto que en 1863 no fueron los esclavos quienes se vieron compensados ​​económicamente por el Estado, sino sus dueños.

Y aún pudo ser más insensible, aún más injusto, porque todos los que fueron nominalmente liberados en Surinam en 1863 se vieron obligados a trabajar bajo la supervisión del Estado otros diez años.
De facto, esto significó para muchos otros diez años de falta de libertad, de una vida bajo coacción.
Hasta 1873.
El próximo año será hace 150 años.

Esa historia es la que nos ocupa.
Una historia compleja, en la que diferentes fechas y eventos tienen significado en diferentes lugares.
No solo 1863 y 1873.
Sino también 1860, por ejemplo, la ley de abolición de la esclavitud en lo que entonces eran las Indias Orientales Neerlandesas.
1814, año en que también los Países Bajos abolieron la trata transatlántica de esclavos.
1848, cuando la esclavitud terminó de facto en San Martín.
O, por ejemplo, en 1795, cuando se produjo una revuelta en Curazao, bajo el liderazgo de Tula, que todavía se conmemora anualmente.
Momentos sin fin, historias sin fin, historia sin fin.


Estos hechos históricos han recibido más atención en los últimos años, en exposiciones, publicaciones y en el debate social.
Se está produciendo una concienciación social.
Y por tanto también un cambio en la forma de pensar.
Eso es bueno y correcto y necesario, porque ha permanecido en silencio durante demasiado tiempo.

Yo mismo he pasado también por ese cambio de pensamiento, quiero ser franco al respecto.
Durante mucho tiempo pensé que no era posible asumir la responsabilidad de manera significativa por algo que sucedió hace tanto tiempo, y de lo que ninguno de nosotros ha sido testigo.
Así que durante mucho tiempo pensé: el pasado esclavista es una historia que ha quedado atrás.
Pero estaba equivocado.
Porque siglos de opresión y explotación repercuten en el aquí y el ahora.
Por medio de estereotipos racistas.
De patrones discriminatorios de exclusión.
De desigualdad social.
Y para superar eso, también hemos de  afrontar el pasado abierta y honestamente.
Un pasado que compartimos con otros países, por lo que nuestras sociedades están unidas para siempre de una manera especial.
Es cierto que nadie vivo hoy en día es culpable personalmente de la esclavitud.
Pero también es cierto que el Estado neerlandés, en todas sus manifestaciones históricas, es responsable del gran sufrimiento infligido a las personas esclavizadas y a sus descendientes.
Y por eso no podemos soslayar la repercusión del pasado en nuestro tiempo.

El informe Cadenas del Pasado del ‘Grupo de Diálogo sobre el Pasado Esclavista’ desempeña un papel importante en el proceso de toma de conciencia que muchos de nosotros estamos atravesando.
Ese informe se publicó el 1 de julio del año pasado y contenía una serie de conclusiones y recomendaciones muy claras. Las tres palabras clave son: reconocimiento, disculpas, reparación.
Hoy enviaremos la respuesta oficial del gobierno a la Cámara de Representantes.
En ella abrazamos el análisis y las conclusiones del Grupo de Diálogo.
En el año y medio transcurrido, el gobierno ha hablado sobre el pasado esclavista de diferentes maneras, en diferentes lugares y con diferentes personas y grupos.
Yo mismo estuve en Surinam en septiembre pasado, y allí aprendí cuán profundamente la historia sigue interviniendo en la vida cotidiana de las personas, también espiritualmente.
También aprendí cómo las experiencias, los recuerdos y los sentimientos pueden variar de un grupo a otro y de una persona a otra.
Es distinto si tus antepasados ​​fueron robados de África o si pertenecían a los nativos originales.
Es distinto según el país o la región en que transcurrieron sus vidas.
Y también es distinto según el período en que vivieron.

Estas diferencias históricas, geográficas y culturales entre grupos de población y personas son relevantes, también en el aquí y ahora.
Y eso hace que las declaraciones generales sobre el pasado esclavista sean tan frágiles.
Porque, ¿cómo hacer justicia a todas esas diferencias?
¿Cuál es el mejor momento para ello?
¿Cómo hacer justicia a todos los símbolos y rituales espirituales que son tan extremadamente importantes en algunas culturas?
¿Y cómo expresar con palabras tanta injusticia, tanto dolor, tantas atrocidades?
Cualquier intento de hacerlo será siempre imperfecto y suscitará nuevas preguntas y debates.
Con todas las emociones que conlleva.
Con toda la carga.
Sabemos que no hay un momento adecuado para todos, ni las palabras adecuadas para todos, ni un lugar adecuado para todos.
Y reconozco que el período previo a este día podría haber sido mejor.
Pero no dejes que eso sea una razón para no hacer nada.
Debemos dar pasos adelante juntos.
Tenemos que avanzar juntos.
Así que por favor tengamos ese debate sobre el pasado esclavista, aunque sea un debate difícil.

Y ese debate comienza con el reconocimiento.
Reconocimiento del terrible sufrimiento infligido a generaciones de personas esclavizadas.
Reconocimiento y rehabilitación para todas aquellas personas que resistieron, como los valientes cimarrones de Surinam.
Hoy nombro con respeto los nombres de Tula en Curazao, Jolicoeur, Boni y Baron en Surinam, One-Tété-Lohkay en San Martín, y recordamos a todas esas mujeres y hombres que han permanecido anónimos, que buscaron heroicamente la libertad a lo largo de los siglos, y que a menudo fueron castigados por ello de la forma más atroz.
Y, por supuesto, reconocimiento de la responsabilidad histórica, con las palabras apropiadas para ello.
Estas palabras.
.

Durante siglos, el Estado Neerlandés y sus representantes han hecho posible la esclavitud, la han fomentado, mantenido y se han beneficiado de ella.
Durante siglos, en nombre del estado Neerlandés, se ha convertido a las personas en mercancías, y han sido explotadas y maltratadas.
Durante siglos, bajo la autoridad estatal neerlandesa, la dignidad humana ha sido pisoteada de la manera más espantosa.
Y los gobiernos neerlandeses posteriores a 1863 no han visto o reconocido suficientemente que el pasado esclavista tuvo y sigue teniendo repercusiones negativas.

Por ello pido disculpas en nombre del gobierno de los Países Bajos.
Today I apologize.
Awe mi ta pidi diskulpa.
Tide mi wani taki pardon.

Hoy, en nombre del gobierno de los Países Bajos , pido disculpas por las acciones del estado neerlandés en el pasado: póstumamente a todas las personas esclavizadas en todo el mundo que han sufrido por esas acciones, a sus hijas e hijos, y a todos sus descendientes hasta aquí y ahora.
No hacemos esto para hacer borrón y cuenta nueva.
No para cerrar el pasado y dejarlo atrás.

Estamos haciendo esto y lo estamos haciendo ahora, ante el umbral de un importante año de conmemoración, para encontrar juntos el camino a seguir. No solo compartimos el pasado, sino también el futuro.
Así que hoy ponemos una coma, no un punto.
El debate sobre el pasado esclavista debe realizarse de la manera más amplia posible, no solo en los Países Bajos, sino también especialmente en los lugares donde sucedió, con todos los que están involucrados o se sientan involucrados.
Por eso las disculpas que acabo de presentar resuenan hoy en otros siete lugares del mundo, allí donde el dolor y las consecuencias del pasado esclavista son más sentidos y más visibles hasta el día de hoy.
Resuenan en las palabras pronunciadas por siete representantes del gobierno de los Países Bajos.
En Surinam.
En Curazao.
En San Martín.
En Aruba
En Bonaire.
En Saba.
Y en San Eustaquio.

El gobierno, en consulta con todos los grupos y personas de todos los países con los que compartimos este pasado, quiere trabajar más intensamente para lograra un mayor conocimiento sobre el pasado esclavista y, por tanto, una mayor conciencia, reconocimiento y comprensión. Este proceso llevará tiempo y solo podremos hacer el trabajo juntos.
En camino hacia esa importante fecha simbólica del 1 de julio de 2023.
Luego, durante todo el año de conmemoración.
Y en los años que le siguen.
La respuesta del gobierno al informe del Grupo de Diálogo sobre el Pasado Esclavista analiza esto en detalle. Lo más importante ahora es que todos los pasos que vamos a dar los demos de verdad juntos. De forma concertada, escuchando al otro, y con la única intención de hacer justicia al pasado y sanar en el presente. Una coma, no un punto.

Con Surinam, con los territorios caribeños del Reino y con todos los descendientes en los Países Bajos, trabajaremos en la visibilización del patrimonio, en la concienciación a través de la educación, y en la investigación histórica científica. Durante el año de conmemoración, estarán expuestas a plena luz todas las facetas del pasado esclavista y sus repercusiones en nuestro tiempo.
El Rey se siente personalmente muy implicado en el tema y estará presente el próximo 1 de julio en la conmemoración y celebración en Ámsterdam.
Y miramos más allá de 2023.
Un Comité de Conmemoración independiente y ampliamente compuesto estudiará la mejor forma de conmemorar -también en el futuro- con dignidad y tan conjuntamente como sea posible.
Y habrá un fondo para iniciativas sociales en todo el Reino y Surinam, que les dará a las repercusiones del pasado esclavista la visibilidad, atención y abordaje que precisan.
El proceso de curación debe comenzar ahora y escribiremos juntos su programa.

Damas y caballeros,
El libro de nuestra historia compartida tiene muchas páginas que–viviendo en el siglo XXI– nos llenan de perplejidad y espanto.
Y de profunda vergüenza.
Esas páginas no se borran con disculpas, y tampoco es esa nuestra intención.
No podemos cambiar el pasado, solo afrontarlo.
Lo que el gobierno espera fervientemente, lo que yo también personalmente espero fervientemente, es que este momento, que este día, nos ayude a todo el Reino, junto con Surinam y los otros países, a llenar las páginas abiertas que tenemos ante nosotros de diálogo, reconocimiento y sanación.
Muchas gracias.