Estructura de los tiempos verbales (activa y pasiva / oración principal y subordinada)

Estructura de los tiempos verbales (en la Oración Principal)

ACTIVA

I Tiempos simples:

Presente
Ik betaal deze ronde
Yo pago esta ronda

Pasado
Ik betaalde deze ronde
Yo pagué esta ronda

Perífrasis de futuro con <'gaan' + infinitivo>
Ik ga deze ronde betalen
Voy a pagar esta ronda

Futuro con <zullen>
Ik zal deze ronde betalen
Pagaré esta ronda

Condicional con <zouden>
Ik zou deze ronde betalen
Pagaría esta ronda

PASIVA

 

.
Deze ronde wordt door mij betaald
Esta ronda es pagada por mí [la pago yo]

.
Deze ronde werd door mij betaald
Esta ronda fue pagada por mí

.
? Deze ronde gaat door mij worden betaald/ betaald worden  Esta ronda va a ser pagada por mí  

.
Deze ronde zal door mij worden betaald/ betaald worden  Esta ronda será pagada por mí

.
Deze ronde zou door mij worden betaald/ betaald worden  Esta ronda sería pagada por mí

IIa Tiempos de perfecto (verbos normales)

Presente perfecto
Ik heb deze ronde betaald
He pagado esta ronda

Pasado perfecto
Ik had deze ronde betaald
Había pagado esta ronda

Futuro perfecto
Ik zal deze ronde hebben betaald/ betaald hebben  Habré pagado esta ronda

Condicional perfecto
Ik zou deze ronde hebben betaald /betaald hebben  Habría pagado esta ronda

 

.
Deze ronde is door mij betaald [geworden]
Esta ronda ha sido pagada por mí

.
Deze ronde was door mij betaald [geworden]
Esta ronda había sido pagada por mí

.
Deze ronde zal door mij zijn betaald [geworden]
Esta ronda habrá sido pagada por mí

.
Deze ronde zou door mij zijn betaald [geworden]
Esta ronda habría sido pagada por mí

IIb Perfecto de los verbos modales y verbos de los sentidos (doble infinitivo)

Presente perfecto de los modales
Ik heb deze ronde kunnen betalen
He podido pagar esta ronda

Pasado perfecto de los modales
Ik had deze ronde kunnen betalen
Había [ó habría] podido pagar esta ronda 

Futuro perfecto de los modales
Ik zal deze ronde hebben kunnen betalen
Habré podido pagar esta ronda

Condicional perfecto de los modales
Ik zou deze ronde hebben kunnen betalen
Habría podido pagar esta ronda

.
? Deze ronde is door mij kunnen worden betaald
Esta ronda ha podido ser pagada por mí

.
? Deze ronde was door mij kunnen worden betaald
Esta ronda había [o habría] podido ser pagada por mí

.
Deze ronde zal door mij kunnen zijn betaald
Esta ronda habrá podido ser pagada por mí

.
Deze ronde zou door mij kunnen zijn betaald
Esta ronda habría podido ser pagada por mí

Estructura de los tiempos verbales (en la Oración Subordinada)

ACTIVA

I Tiempos simples:

Presente
Ik zeg dat ik deze ronde betaal
Digo que yo pago esta ronda

Pasado
Ik zeg dat ik deze ronde betaalde
Digo que yo pagué esta ronda         

Perífrasis de futuro con <'gaan' + infinitivo>
Ik zeg dat ik deze ronde ga betalen
Digo que yo voy a pagar esta ronda

Futuro con <zullen>
Ik zeg dat ik deze ronde zal betalen/ betalen zal  Digo que yo pagaré esta ronda

Condicional con <zouden>
Ik zeg dat ik deze ronde zou betalen/ betalen zou  Digo que yo pagaría esta ronda

PASIVA

 

.
Ik zeg dat deze ronde door mij wordt betaald/ betaald wordt  Digo que esta ronda es pagada por mí [la pago yo]

.
Ik zeg dat deze ronde door mij werd betaald/ betaald werd  Digo que esta ronda fue pagada por mí

.
? Ik zeg dat deze ronde door mij gaat worden betaald/ [betaald gaat wordenDigo que esta ronda va a ser pagada por mí

Ik zeg dat deze ronde door mij zal worden betaald/ betaald zal worden  Digo que esta ronda será pagada por mí

Ik zeg dat deze ronde door mij zou worden betaald/ betaald zou worden  Digo que esta ronda sería pagada por mí

IIa Tiempos de perfecto (verbos normales)

Presente perfecto
Ik zeg dat ik deze ronde heb betaald/ betaald heb  Digo que he pagado esta ronda

Pasado perfecto
Ik zeg dat ik deze ronde had betaald/ betaald had  Digo que había pagado esta ronda

Futuro perfecto
Ik zeg dat ik deze ronde zal hebben betaald/ [betaald zal hebben]
Digo que habré pagado esta ronda

Condicional perfecto
Ik zeg dat ik deze ronde zou hebben betaald/ [betaald zou hebben]
Digo que habría pagado esta ronda

 

.
Ik zeg dat deze ronde door mij is betaald [geworden]/betaald is [geworden]
Digo que esta ronda ha sido pagada por mí

Ik zeg dat deze ronde door mij was betaald [geworden]/betaald was [geworden]
Digo que esta ronda había sido pagada por mí

Ik zeg dat deze ronde door mij zal zijn betaald [geworden]/betaald zal zijn [geworden]
Digo que esta ronda habrá sido pagada por mí

.
Ik zeg dat deze ronde door mij zou zijn betaald [geworden]/betaald zou zijn [geworden]
Digo que esta ronda habría sido pagada por mí

IIb Perfecto de los verbos modales y verbos de los sentidos (doble infinitivo)

Presente perfecto de los modales
Ik zeg dat ik deze ronde heb kunnen betalen
Digo que he podido pagar esta ronda

Pasado perfecto de los modales
Ik zeg dat ik deze ronde had kunnen betalen
Digo que había [ó habría] podido pagar esta ronda

Futuro perfecto de los modales
Ik zeg dat ik deze ronde zal hebben kunnen betalen
Digo que habré podido pagar esta ronda

Condicional perfecto de los modales
Ik zeg dat ik deze ronde zou hebben kunnen betalen
Digo que habría podido pagar esta ronda

.
? Ik zeg dat deze ronde door mij is kunnen worden betaald
Digo que esta ronda ha podido ser pagada por mí

? Ik zeg dat deze ronde door mij was kunnen worden betaald
Digo que esta ronda había [o habría] podido ser pagada por mí

Ik zeg dat deze ronde door mij zal kunnen zijn betaald
Digo que esta ronda habrá podido ser pagada por mí

.
.
Ik zeg dat deze ronde door mij zou kunnen zijn betaald
Digo que esta ronda habría podido ser pagada por mí