Vragenlijst Dialogen – Les 9

C1 – Op de markt

Waar zijn Vera en Els?

Wat is het probleem met de markt op zaterdag?

> Is het ook zo in Spanje?

> Ga je soms naar een openlucht markt?

Wat vindt Vera handig?

> Gebruik je soms een slagroomklopper (om slagroom of eieren te kloppen)?

En wat vindt Vera leuk?

Houdt Els van nylon?

En Vera?

> En jij, vind je nylon prettig?

Zijn de slipjes duur?

Hoeveel kosten ze?

Welke kleuren kiest Vera?

Wie heeft een nieuw horloge nodig, Vera of Els?

> Koop je soms kleren op een openlucht markt?

> En horloges? [op internet?]

Hou je van gouden of zilveren horloges?

> Kan een goed horloge goedkoop zijn?

> Wat vind je ‘goedkoop’ voor een horloge?

> Waar koop je kleren (op de markt, in een warenhuis of in een kledingwinkel)?

> En een horloge? [op de markt, in een warenhuis of in een horlogewinkel].

 
C4 – In het warenhuis

Wat is de situatie?

Hoe heten de twee vrienden?

En hoe heet het warenhuis?

> Is dat bekend in Nederland en België?

> Welke zijn de bekende warenhuizen in Spanje?

Wat zoeken ze?

Waar liggen de borden?

Wat kost 5 euro per stuk?

En wat denkt Roy van die borden?

Hoeveel kosten de glazen borden?

Hoeveel messen hebben ze thuis?

Is dat genoeg?

Wat doen ze dan?

> Wat heb je liever, een warenhuis of een gewone winkel?

> Wat kan je kopen op een openlucht markt? [eten: groente, fruit, [soms vis, vlees] kaas eieren…; bloemen; kleren; keukengerei; oude of tweedehands dingen [soms kleine meubels, etc.]]

> Wikipedia: Warenhuis / HEMA
> Grandes almacenes = warenhuis                     
> Gran superficie = groot warenhuis, grote supermarkt, hypermarkt.
> Centro comercial = winkelcentrum