[R] Martinus Nijhoff II

Martinus Nijhoff – De moeder de vrouw (1934)Ik ging naar Bommel om de brug te zien. Ik zag de nieuwe brug. Twee overzijden die elkaar vroeger schenen te vermijden, worden weer buren. Een minuut of tien dat ik daar lag, in ’t gras, mijn thee gedronken, mijn hoofd vol van het landschap wijd en zijd - laat mij daar midden uit de oneindigheid een stem vernemen dat mijn oren klonken. Het was een vrouw. Het schip dat zij bevoer kwam langzaam stroomaf door de brug gevaren. Zij was alleen aan dek, zij stond bij ’t roer, en wat zij zong hoorde ik dat psalmen waren. O, dacht ik, o, dat daar mijn moeder voer. Prijs God, zong zij, Zijn hand zal u bewaren. Uit: Verzamelde Gedichten. Amsterdam: Bert Bakker, 4de dr. 1974 Martinus Nijhoff – La madre la mujer (1934)Me acerqué a Bommel para ver el puente. Vi el nuevo puente. Dos orillas que antes parecían evitarse, vuelven a ser vecinas. Bebí mi té y pasé unos diez minutos en la hierba, con la cabeza llena del anchuroso paisaje  - cuando de en medio de aquella infinidadse oyó una voz que resonó en mis oídos. Era una mujer. Y gobernaba un barco que corriente abajo pasaba por el puente. Sola estaba en cubierta, junto al timón, y pude oír los salmos que cantaba. Y yo pensé –oh– que aquella era mi madre. ‘Alabado sea Dios’ cantaba, ‘te escudará Su mano’. Martinus Nijhoff – That Woman, My MotherI went alone to Bommel just to see the bridge. I saw the bridge they'd built. Two sides that seemed to snub each other in the past look neighbourly again. I drank my tea and lay about ten minutes in the grass, my...

[R] Martinus Nijhoff I (- 1916)

Letterkundig museum Nijhoff Martinus Nijhoff (1894-1953) | Den Haag, NederlandNijhoff debuteerde in 1916 met De Wandelaar. Twee lange gedichten, ‘Awater’ en ‘Het uur U’, daarmee is hij vooral bekend geworden en d’r is heel veel over gepubliceerd. Nijhoff was lid van de commissie van psalmberijmingen van de Nederlands Hervormde Kerk en maakte zelf ook verschillende psalmberijmingen. Adviseur van het Ministerie OK&W [Onderwijs, Kultuur en Wetenschap] was hij eveneens. Hij pleitte voor het gewone woord in de poëzie en hanteerde een strakke sonnetvorm. De motieven in zijn poëzie zijn onder andere: kind, moeder, een soldaat, en vele christelijke motieven. Sötemann heeft eens geteld tot hoeveel stromingen Nijhoff zou behoren: dat waren er veertien. Maar niettemin, Nijhoff is een onafhankelijke dichter die wel verschillende invloeden is ondergaan, maar een originele poëzie heeft geschreven. Nijhoff, een onvergetelijke dichter.   Martinus Nijhoff - De wolken (1924) Ik droeg nog kleine kleeren, en ik lagLang-uit met moeder in de warme hei,De wolken schoven boven ons voorbijEn moeder vroeg wat 'k in de wolken zag. En ik riep: Scandinavië, en: eenden,Daar gaat een dame, schapen met een herder -De wond'ren werden woord en dreven verder,Maar 'k zag dat moeder met een glimlach weende. Toen kwam de tijd dat 'k niet naar boven keek,Ofschoon de hemel vol van wolken hing,Ik greep niet naar de vlucht van 't vreemde dingDat met zijn schaduw langs mijn leven streek. - Nu ligt mijn jongen naast mij in de heideEn wijst me wat hij in de wolken ziet,Nu schrei ik zelf, en zie in het verschietDe verre wolken waarom moeder schreide - Martinus Nijhoff (1894-1953) | La Haya, Países BajosNijhoff debutó en 1916 con El Caminante. Dos largos poemas ‘Awater’ y ‘La hora H’, con ellos sobre todo se ha hecho...

[R] P. N. Van Eyck (- 1910)

Pieter Nicolaas van Eyck (Breukelen, 1 oktober 1887 – Wassenaar, 10 april 1954) was een Nederlandse dichter, hoogleraar aan de Universiteit Leiden en criticus. Hij ontving in 1947 de Constantijn Huygensprijs voor zijn hele oeuvre. Pieter Nicolaas is de vader van de architect Aldo van Eyck. Zijn bekendste gedicht is ‘De tuinman en de dood’, dat hij plagieerde van een gedicht van de Franse kunstenaar en leeftijdgenoot Jean Cocteau (1889 -1963) uit diens roman Le Grand Écart. Cocteaus verhaal is vermoedelijk weer gebaseerd op een soefi-anekdote van Roemi.   Pieter Nicolaas van Eyck (Breukelen, 1 de octubre 1887 – Wassenaar, 10 de abril 1954) fue un poeta neerlandés, catedrático de la Universidad de Leiden y crítico. Recibió en 1947 el Premio Constantijn Huygens por toda su obra. Pieter Nicolaas es el padre del arquitecto Aldo van Eyck. Su poema más conocido es ‘El jardinero y la muerte’, que plagió de un poema del artista y contemporáneo francés Jean Cocteau (1889 -1963) incluido en su novela La gran separación. La historia de Cocteau está a su vez supuestamente basada en una anécdota sufí del poeta Rumi. P. N. van Eyck – Brent BridgeEen vreemd man, in een vreemd land. En vaak is er niets dan dit: Water en loof en het wit Van zwanen, dicht bij de rand Gras voor de bank waar hij zit, En straks aan de overkant. Een man die even leest, Het stil begin van een lied, Dan opkijkt en om zich ziet. En iets in hem denkt, bedeesd: Hoe vreemd, nog ken ik het niet, En toch is het altijd geweest. Vreemd, in dit vreemde land, Alleen, met niets dan dit: Water en loof en het wit Van een zwaan die talmt bij de kant,...

Multatuli – ‘Lied van Saïdjah’ (Max Havelaar – 1860)

Multatuli is het pseudoniem van Eduard Douwes Dekker, die vooral met zijn roman Max Havelaar of de koffij-veilingen der Nederlandsche Handel-Maatschappy (1860) een belangrijke plaats inneemt in de Nederlandse literatuurgeschiedenis. Douwes Dekker werkt als bestuursambtenaar in Nederlands-Indië maar verzet zich fel tegen mistoestanden. Na terugkeer in Nederland wordt hij gedwongen door huwelijks–en financiële problemen de rest van zijn leven in Duitsland door te brengen, waar bewonderaars voor een huis zorgen. [uit 'Letterkundigmuseum.nl'] Multatuli es el seudónimo de Eduard Douwes Dekker, quien ocupa un lugar importante en la historia de la literatura neerlandesa sobre todo por su novela Max Havelaar o las subastas de café de la Compañía Comercial Holandesa (1860). Douwes Dekker trabaja como funcionario de la Administración colonial en las Indias Holandesas (Indonesia) pero se opone enérgicamente a los abusos. A su regreso a Holanda, se ve obligado – por problemas matrimoniales y financieros – a pasar el resto de su vida en Alemania, donde sus admiradores le ofrecen una casa. [de 'Letterkundigmuseum.nl'] MULTATULI – LIED VAN SAÏDJAH Ik weet niet waar ik sterven zal.Ik heb de grote zee gezien aan de Zuidkust,toen ik daar was met myn vader, om zout te maken.Als ik sterf op de zee, en men werpt myn lichaamin het diepe water, zullen er haaien komen.Ze zullen rondzwemmen om mijn lyk,                                                                             en vragen:'wie van ons zal het lichaam verslinden                                             dat daar daalt in het water?'Ik zal 't niet horen. Ik weet niet waar ik sterven zal.Ik heb het huis zien branden van Pa-Ansoe,dat hyzelf had aangestoken                                                 omdat hy mata-glap was.Als ik sterf in een brandend huis,zullen er gloeiende stukken hout neervallen                                                                           op mijn lyk.En buiten het huis zal een groot geroep zyn                                                                         van mensen,die water werpen om het vuur te doden.Ik zal...

[R] Anoniem – ‘Egidius’ (ca. 1400)

Egidius waer bestu blevenHet lied 'Egidius waer bestu bleven' is een vroeg rondeau uit de Nederlandse literatuur en behoort tot de bekendste Middelnederlandse liederen. Het is een elegie of klaaglied. Het gaat over de dood van een vriend, genaamd Egidius. Dit lied staat in het Gruuthuse-handschrift, dat dateert van rond 1400. Het is in het handschrift opgenomen met muzieknotatie. Het werd in 1849 voor het eerst gepubliceerd door Charles Carton. In 1966 werden liederen en gedichten uit het Gruuthuse-handschrift uitgegeven door K. Heeroma, waardoor de liedteksten in bredere kring bekend raakten. In 2007 werd het handschrift, dat tot dan toe in privébezit was geweest, aangekocht door de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag. Het lied is geschreven aan het einde van de 14de eeuw door een onbekende auteur (misschien door Jan Moritoen, maar dit staat niet vast). Egidius werd in 2007 met waarschijnlijkheid geïdentificeerd als Gillis Honin. Deze man stierf plots op 8 oktober 1385. Volgens professor Frits van Oostrom is dit het meest gebloemleesde Nederlandse gedicht. Egidius, ¿qué se hizo de ti?La canción 'Egidius, ¿qué se hizo de ti?’ es un rondó temprano de la literatura neerlandesa y es una de las canciones medievales más conocidas. Es una elegía o endecha. Trata de la muerte de un amigo, llamado Egidius. Esta canción se encuentra en el manuscrito ‘Gruuthuse’, que data de alrededor del 1400. Está incluida en el manuscrito, con notación musical. Se publicó por primera vez en 1849 por Charles Carton. Las canciones y poemas del manuscrito ‘Gruuthuse’ fueron editadas en 1966 por K. Heeroma, con lo que los textos de las canciones se conocieron en círculos más amplios. En 2007 el manuscrito, que hasta entonces había estado en manos privadas, fue comprado por la Biblioteca Real de...

[R] Anoniem – Beatrijs (ca. 1374)

> Enlace al artículo de Hans Tromp – ‘Las traducciones de Beatrijs, Lanseloet y Elckerlijc o la transhumancia de textos neerlandeses medievales’http://neerlandesparatodos.com/hans-tromp-las-traducciones-de-beatrijs-lanseloet-y-elckerlijc-o-la-transhumancia-de-textos-neerlandeses-medievales/ Beatrijs is een Middelnederlandse Marialegende uit de veertiende eeuw. Het enige handschrift waarin de legende overgeleverd is, dateert van kort voor 1374 en wordt bewaard in de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag onder signatuur KW 76 E 5. Omdat het oorspronkelijke werk geen titel had, geeft men aan het stuk meestal de naam van het hoofdpersonage, Beatrijs. Beatrijs is een jonge kosteres in het klooster die haar habijt aflegt voor een jeugdliefde. Ze nodigt hem uit buiten de muren van het klooster, waar de geliefden elkaar ontmoeten onder de egelantier (van oudsher een symbool voor liefde). Ze vluchten samen weg en het geluk lijkt Beatrijs toe te lachen: ze krijgen twee kinderen en leiden een luxueus leven. Maar na zeven vette jaren is het geld op. De geliefde gaat ervandoor en Beatrijs blijft alleen achter met haar kinderen. Omwille van haar adellijke afkomst is ze te trots om te bedelen. Dit zou binnen de stadsmuren moeten gebeuren, waar ze herkend zou kunnen worden. Daarom verkiest ze om haar lichaam te verkopen, wat meer in het geheim gebeurt, dit wil zeggen buiten de stadswallen. Na een tijdje beseft ze dat prostitutie een zonde is. Dit motiveert Beatrijs om haar trots opzij te zetten en toch te gaan bedelen. Door voor een zwerversbestaan te kiezen, hoeft ze zich niet te vernederen binnen haar eigen stad. Ondanks haar zondige leefwijze blijft Beatrijs Maria trouw door elk dag tot haar te bidden. Bij toeval komt ze in de nabijheid van haar vroegere klooster. Ze vindt er onderdak bij een weduwe. Ze vraagt de vrouw naar de toestand in het klooster en...