[NL-E] Opstellen Nederlands 1 – Composiciones Neerlandés 1

Opstellen ‘Nederlands 1’

1.- Zich voorstellen. Mag ik me even voorstellen?

2.- Iemand beschrijven. Beschrijving van een vriend(-in) of familielid

3.- Een kerstkaartje/kerstmailtje (e-mail) aan een vriend(-in) in Nederland of Vlaanderen

4.- Een informele brief/mail aan een vriend(-in).

 

Composiciones ‘Neerlandés 1’

1.- Presentarse. Permítame presentarme.

2.- Describir a alguien. Descripción de un amigo/a o familiar.

3.- Una tarjeta de navidad/ felicitación por e-mail a un amigo/a en Holanda o Flandes.

4.- Una carta/e-mail informal a un amigo/a.

 

Zich voorstellen – Mag ik me even voorstellen?

1.- Zich voorstellen / Mag ik me even voorstellen?

Hallo! Ik heet María Hernández. Mijn voornaam is María (M-a-r-i-a) en mijn achternaam Hernández (H-e-r-n-a-n-d-e-z). Ik kom uit Spanje, dus ik ben Spaanse. Ik ben in Córdoba geboren. Dat ligt in het zuiden van Spanje, in Andalusië. Ik ben op 20 (twintig) juli 1993 (negentien drieënnegentig) geboren. Ik ben dus 22 (tweeëntwintig) jaar oud. In Granada woon ik in de Primaverastraat, op nummer 15 (vijftien). Ik woon in een flat [flet] met twee vriendinnen. Mijn telefoonnummer is 678 234 596 (zes-zeven-acht, twee-drie-vier, vijf-negen-zes). In het weekend ['wikent] ga ik naar huis (naar mijn ouders).

Ik werk niet: ik ben (voltijds) student. Ik studeer aan de Universiteit van Granada. Ik studeer Vertalen en Tolken want ik hou(d) van talen. Ik studeer vier talen: Frans, Engels, Arabisch en Nederlands. Ik spreek goed Frans en Engels, maar alleen een beetje Nederlands en Arabisch. Ik wil vertaler (vertaalster/vertaler-tolk) worden. Soms ben ik heel moe, want ik heb veel lessen.
 

Mijn familie woont in Córdoba. Mijn vader heet Juan en komt uit Córdoba. Hij is Spanjaard. Hij werkt als onderwijzer en is drieënveertig jaar oud. Mijn moeder heet Aurora en komt uit Jaén. Zij is Spaanse. Ze is ook onderwijzeres. Ze werkt in Baena en is tweeënveertig. Ik heb een broer en een zus. Ze zijn allebei jonger dan ik. Hij heet Benjamín en zij heet Alba María. Ze zijn Spanjaarden. Benjamín is vijftien en gaat naar school in Córdoba. Alba María is alleen één jaar oud! Ze is een baby [beibi].

Dit is het adres van mijn ouders: Andalucíastraat, nummer 16 (zestien). In Córdoba wonen we in een huis, en mijn telefoonnummer daar is 952 123 456 (negen-vijf-twee, een-twee-drie, vier-vijf-zes).
 

Mijn colleges/lessen Nederlands zijn op maandag en woensdag, van één tot drie uur ´s middags. Het college/De les begint dus om één uur en eindigt om 3 uur ´s middags. Na mijn les ga ik naar huis. Het is nu kwart over drie. Ik moet naar huis gaan om te eten.

Mijn hobby’s zijn lezen, sporten en naar muziek luisteren (= Ik lees graag, ik sport graag, ik luister graag naar muziek). Ik hou(d) ook van uitgaan, dansen, zingen en naar de bioscoop gaan. Ik hou(d) meer van wijn dan van bier. Televisiekijken vind ik niet zo leuk. Mijn lievelingseten is paella en mijn lievelingsdrank is witte wijn. ... En dat is alles over mijn leven!

graag-liever-het liefst:
* Ik eet graag pizza, maar ik eet liever spaghetti, en het liefst eet ik paella.
* Ik drink graag bier, maar ik drink liever rode wijn, en het liefst drink ik een rum-cola.

 

1.- Presentarse / Permítame presentarme

¡Hola! Me llamo María Hernández. Mi nombre es María (M-a-r-i-a) y mi apellido Hernández (H-e-r-n-a-n-d-e-z). ‘Vengo de España’, así pues soy española. He nacido en Córdoba. Eso está/queda en el sur de España, en Andalucía. He nacido el 20 (veinte) de julio de 1993 (mil novecientos noventa y tres ). Tengo pues 22 (veintidós) años. En Granada vivo en la Calle Primavera, en el número 15 (quince). Vivo en un piso con dos amigas. Mi número de teléfono es el 678 234 596 (seis-siete-ocho, dos-tres-cuatro, cinco-nueve-seis). En el fin de semana voy a casa (a [casa de] mis padres).

No trabajo: soy estudiante (a tiempo completo). Estudio en la Universidad de Granada. Estudio Traducción e Interpretación porque me gustan los idiomas. Estudio cuatro idiomas: francés, inglés, árabe y neerlandés. Hablo bien francés e inglés, pero solo un poco de neerlandés y árabe. Quiero ser traductor (traductora/traductor-intérprete). A veces estoy muy cansada porque tengo muchas clases.

Mi familia vive en Córdoba. Mi padre se llama Juan y es de Córdoba. Es español. Trabaja de profesor y tiene cuarenta y tres años. Mi madre se llama Aurora y es de Jaén. Es española. También es profesora. Trabaja en Baena y tiene cuarenta y dos años. Tengo un hermano y una hermana. Los dos son más jóvenes que yo. Él se llama Benjamín y ella se llama Alba María. Son españoles. Benjamín tiene quince años y va al colegio en Córdoba. ¡Alba María tiene tan solo un año! Es un bebé.

Esta es la dirección de mis padres: Calle Andalucía, número 16 (dieciséis). En Córdoba vivimos en una casa y mi teléfono allí es el 952 123 456 (nueve-cinco-dos, uno-dos-tres, cuatro-cinco-seis).

Mis clases de neerlandés son los lunes y miércoles, de una a tres del mediodía. La clase comienza pues a la una y acaba a las tres del mediodía. Tras la clase voy a casa. Ahora son las tres y cuarto. Tengo que ir a casa a/para comer.
 

Mis aficiones son leer, hacer deporte y escuchar música (= me gusta leer; me gusta hacer deporte, me gusta escuchar música). También me gusta salir, bailar, cantar e ir al cine. Me gusta más el vino que la cerveza. Ver la tele no me gusta tanto. Mi comida favorita es la paella y mi bebida favorita es el vino blanco. … ¡Y eso es todo sobre mi vida!

me gusta-prefiero-lo que más me gusta:
* Me gusta comer pizza, pero prefiero los espagueti, y lo que más me gusta es la paella.
* Me gusta beber cerveza, pero prefiero el vino tinto, y lo que más me gusta es el cubalibre.

 

2.- Iemand beschrijven / Beschrijving van een vriend(-in) of familielid

2.- Iemand beschrijven / Beschrijving van een vriend(-in) of familielid

2.- Describir a alguien / Descripción de un(a) amigo(a) o familiar

1.- Persoonlijke gegevens (datos personales):
Naam (nombre)                          Hoe heet hij/ze? (¿Cómo se llama él/ella?)
Leeftijd (edad)                            Hoe oud is hij/ze? (Qué edad tiene él/ella)
Nationaliteit (nacionalidad)   Waar komt hij/ze vandaan? (¿De dónde es él/ella?)
Beroep (trabajo)                         Wat doet hij/ze? (¿Qué hace él/ella?)

2.- Uiterlijk (aspecto):              Hoe ziet hij/ze eruit? (¿Qué aspecto tiene?)
                                                       Lengte (altura), Bouw (complexión), Haar (pelo)...

lang (alto) ~ gemiddeld (mediano) - van gemiddelde lengte (de mediana altura) ~ kort (klein) (bajo)
mager (flaco), dun (delgado), slank (delgado) ~ gezet (grueso), dik (gordo)
stevig (robusto), sterk (fuerte) ~ slank (delgado)
bleek (pálido) ~ bruin (moreno); blank(e) (blanco) ~ donker van huid (de piel oscura), een kleurling (de color), zwart (negro), een zwarte, een neger (negro)

met kort haar (de pelo corto); halflang haar (media melena); lang haar (pelo largo)
steil  haar (pelo liso) ~ krulhaar (pelo rizado), met krullen (con rizos)
met (licht)blond haar (con pelo rubio claro); donkerblond (castaño), zwart/donker (moreno), rood (rojo), grijs (gris, cano), wit haar (blanco, cano)
hij/ze is blond (es rubio); zwartharig = donkerharig (moreno); roodharig (pelirrojo)
kalend (con entradas), (erg/helemaal) kaal (muy/del todo) calvo
met een staart(je) (con coleta); met vlechten (trenzas); met een pony (flequillo)
met een snor (bigote), een baard (barba), een bakkebaard (patillas), dikke wimpers (pestañas gruesas), wenkbrauwen (cejas)

met (licht-/donker-)blauwe/bruine/groene/grijze ogen (con ojos azules, castaños, verdes, grises (claros/oscuros))
met een bril (con gafas), een bril hebben/dragen (tener/llevar gafas); contactlenzen hebben (tener lentes de contacto)
met sproeten/sproetjes (con pecas)

3.- Karakter (carácter):    Is hij/ze aardig? (¿Es majo/maja?)
                                              Wat is het voor een persoon? (¿Qué clase de persona es?)
aardig (majo, amable), vriendelijk (simpático), sympathiek (=) ~ onaardig, onvriendelijk (antipático)
grappig (gracioso) ~ saai (soso)
extrovert (extrovertido), spontaan (espontáneo), brutaal (fresco, descarado) ~ introvert (introvertido), verlegen (tímido)
hij/ze praat graag/veel (hablador), een praatgraag (un hablador) ~ hij/ze praat weinig (poco hablador)
actief (activo), nieuwsgierig (curioso) ~ passief (pasivo), apatisch (apático)
beleefd (educado), beschaafd (fino, lit. 'civilizado') ~ onbeleefd (maleducado, grosero), onbeschaafd, grof (basto, bruto)

aantrekkelijk (atractivo/a), mooi (guapa), knap (guapo, tb. 'listo') ~ lelijk (feo), onantrekkelijk (poco atractivo/agraciado)
slim (knap) (listo) ~ stom/dom/idioot/suf (idiota, estúpido) / gek, dol (zot) (loco)
bescheiden (modesto) ~ trots (orgulloso), arrogant (arrogante), ijdel (presumido)
rustig (tranquilo), lief (cariñoso) ~ onrustig (intranquilo), gewelddadig (violento), wreed (cruel)
modern (moderno) ~ ouderwets (anticuado)
burgerlijk (burgués), fatsoenlijk (decente), snob (snob, cursi), bekakt (pijo)

4.- Hobby's (aficiones): Houdt hij/ze van lezen (¿Le gusta leer), muziek (la música), bioscoop (el cine), uitgaan (salir), sport...? (el deporte...?)

*** Een voorbeeld (Un ejemplo):

Els van der Wiel is 19. Ze komt uit Nederland en is student. Ze is (erg) lang en een beetje dik, met lang, steil, lichtblond haar en (heel mooie) lichtblauwe ogen. Ze draagt een bril. Ze is heel aardig en een beetje verlegen. Ze houdt van dansen, rum-cola en vreemde talen. Ze heeft graag spijkerbroeken en dikke truien aan.

Els van der Wiel tiene 19 años. Es Holandesa y estudiante. Es (muy) alta y un poco gruesa, y tiene el pelo rubio pajizo, largo y liso, y ojos azul claro (muy bonitos). Lleva gafas. Es muy maja y un poco tímida. Le gusta bailar, el cubalibre y los idiomas extranjeros. Le gusta ponerse pantalones vaqueros y jerseys gruesos.

 

3.- Een kerstkaart(je)/kerstmailtje in het Nederlands

3.- Een kerstkaart(je)/kerstmailtje in het Nederlands

[u] Geachte,
     (Zeer) Geachte heer De Wit/ mevrouw Van Dale,
-----------------------------
[je] Beste Jan,
      Lieve Mirjam,

Hoe gaat het met je/jou? Met mij gaat het heel goed. Ik heb het een beetje druk met mijn studie(/werk), maar dat is geen probleem. Zoals je ziet, studeer ik (al enkele maanden) Nederlands. Ik kan al een beetje spreken en schrijven. Het is niet makkelijk maar ook niet erg moeilijk. Op woensdag 23 december stoppen we met onze colleges op de universiteit, en dan begint de kerstvakantie tot maandag 10 januari. Dat is lekker lang!
--------------
Wat ga je met kerst doen? Ga je naar je ouders in Groningen of blijf je in Amsterdam? Op kerstavond en kerstdag zal ik bij mijn ouders zijn, maar met oud-en-nieuw kom ik terug naar Granada om met mijn vrienden uit te gaan. We zullen de hele nacht feesten (= op een feest zijn)!
--------------
Ik hoop dat alles goed gaat met jou.
Hopelijk gaat alles goed met jou.
[Ik wens je] vrolijke/prettige kertsdagen en gelukkig nieuwjaar!
[Ik wens je] (gelukkig kerstfeest en voorspoedig nieuwjaar!)
Vrolijke/Prettige kerstdagen [gewenst]!
[Ik wens je] veel succes met je studie/examens.
--------------
  
[u] Hoogachtend, (= Met hoogachting,)
      Met vriendelijke groet,
      Met hartelijke groet,
      [Met] vriendelijke groeten,
      [Met] hartelijke groeten,
-----------------------------
[je] Beste groeten,
      Warme groeten,
      (Veel) Lieve groeten,
      (Veel) Groetjes
      (Veel) liefs
      Kus (-jes)
      xxx,

Raquel
PS. [Doe alsjeblieft] de groeten aan je zus/ aan Sara.

3.- Una tarjeta/e-mail de navidad en neerlandés

[Ud.] Estimado/a (señor/a),
  (Muy) Estimado/a señor De Wit/ señora Van Dale,
-----------------------------
[Tú] Estimado Jan,
        Querida Mirjam,

¿Qué tal te va? A mí me va muy bien. Estoy un poco liado con los estudios (/el trabajo), pero eso no es (ningún) problema. Como ves, estudio (ya algunos meses) neerlandés. Ya sé hablar y escribir un poco. No es fácil pero tampoco muy difícil. El miércoles 23 de diciembre paramos con las clases en la universidad, y entonces comienzan las vacaciones de navidad hasta el lunes 10 de enero. ¡Es bastante tiempo!
--------------
 
¿Qué vas a hacer en navidad? Vas a Groninga a casa de tus padres, o te quedas en Ámsterdam? En nochebuena y navidad estaré en casa de mis padres, pero en fin de año vuelvo a Granada para salir con mis amigos. ¡Lo festejaremos toda la noche (= estaremos en una fiesta)!
--------------
Espero que todo te vaya bien.
[Es de esperar] que todo te vaya bien.
[Te deseo] ¡felices fiestas y feliz año nuevo!
 
[Te deseo] (¡Felices fiestas y próspero año nuevo!)
 
¡Feliz Navidad [se te desea]!
[Te deseo] mucha suerte con los estudios/ exámenes.
--------------
[Ud.] Atentamente,
         Un saludo,
         Un saludo cordial,
         Saludos,
         Saludos cordiales,
-----------------------------
[Tú] Saludos (cordiales),
         Saludos calurosos,
        (Muchos) Saludos cariñosos,
        (Muchos) ‘Saluditos’
        (Muchos) ‘Cariñitos’ [= besos]
         Besos (besitos)
         xxx,

Raquel
PD. [Da por favor] recuerdos a tu hermana/ a Sara.

4.- Een informele brief/e-mail aan een vriend(-in)

Beste/Lieve Kees,

Hallo! Hoe gaat/is het met je? [Hoe maak je het?] Het is al lang geleden! Ik schrijf in het Nederlands want ik studeer Nederlands aan de Universiteit van Granada. We studeren al enkele maanden, sinds oktober, vier uur per week. Er zijn veel studenten in de klas. Praten vind ik wel een beetje moeilijk, maar lezen en schrijven vind ik makkelijker: dan heb ik meer tijd om te denken.

Ons boek heet Nederlands voor zelfstudie. We hebben ook een syllabus met de grammatica, oefeningen, woordenlijsten en liedjes. Het Nederlands is toch niet zo moeilijk, denk ik. Je moet wel iedere dag een beetje studeren, naar de CD luisteren, woorden en zinnen herhalen, enzovoort(s), maar ik kan beetje bij beetje steeds meer begrijpen. En ik vind de taal héél mooi!

In mei en juni zal ik weinig schrijven/mailen, want dan heb ik mijn examens. Dan moet ik hard studeren en ik word erg zenuwachtig/nerveus. Het is ook moeilijk want dan wordt het erg warm in Granada, en je kan niet zo goed studeren. Dan ga ik soms naar de kust (naar het strand) om te rusten, of ik ga in het park wandelen of lezen.

Studeer je veel? [Ben je nog bezig met je studie?] [Studeer je nog of ben je al afgestudeerd?] Ik hoop dat je tijd hebt voor je hobby’s. Heb je laatst een leuk boek gelezen, of een mooie film gezien? Ben je naar een goed concert gegaan? En hoe is het met je vader en moeder? Doe ze de groeten van mij!

Met mijn familie gaat het goed. Soms (af en toe/ zo nu en dan) ga ik eten bij mijn ouders. Mijn broer is er [= daar] dan ook. Dat is heel gezellig!

Met mij gaat het goed/prima. Ik heb het druk, want ik studeer en werk. Soms is het een beetje te veel! Maar ik vind mijn studie nog steeds heel interessant. Het is niet te moeilijk. Mijn werk vind ik niet zo leuk, maar hoe kan ik anders mijn studie, mijn huis en mijn eten betalen?

Kom je ook deze zomer naar Granada? Heb je tijd om me te komen bezoeken? Ik heb een grotere flat [flet] dan vorig jaar en je kan natuurlijk bij me logeren [lo'Ʒe(i)rən]. Ik heb drie slaapkamers, een gezellige woonkamer met veel licht, een grote keuken en een klein toilet [tua'let]. Mijn zus komt in juni, misschien wil je ook dan komen of kom je liever in juli of augustus? Augustus is trouwens te heet. Dat zou je niet leuk vinden.

Midden augustus heb ik vakantie en ik ga naar Nederland [Midden augustus ga ik op/met vakantie naar Nederland]. Ik wil graag een week in Amsterdam blijven, en dan twee weken door heel Nederland reizen. Ben je er dan? Dan kunnen we een afspraak maken en samen iets gaan doen? Of kan ik misschien bij jou logeren/blijven? Schrijf me snel terug en vertel me of het kan. Of weet je misschien van een goedkoop hotel/pension in Amsterdam?

Nu moet ik weg. Ik moet mijn brief/e-mail afmaken/beëindigen. Morgen vertel ik je nog verder. Ik hoop dat alles goed gaat met jou!

Schrijf je me snel terug?
Ik heb héél veel zin om je weer te zien!
Ik kijk uit naar je reactie
Ik wacht op je antwoord

Hartelijke/vriendelijke groeten,
Lieve groeten,
Groetjes,
(Heel) (veel) liefs,
Kus(jes),
xxx

Tot schrijfs (tot mails)
Tot gauw,

Annemarie

PS. (Doe) de groeten aan je broer

-----------------
Een e-mail (ver)sturen (verzenden)
   > Ik heb je een e-mail verstuurd/gestuurd/verzonden
Een e-mail krijgen/ontvangen          
   > Ik heb je e-mail gekregen/ontvangen

-----------------
Wat ga je van/in de zomer doen?        
   > In de zomer ga ik naar Nederland.
Wat heb je met Kerst/Pasen gedaan?         
   > Met Kerst/Pasen bleef ik in Granada.
Was het leuk/fijn?                                          
   > Ja, het was héél leuk/fijn!
Was het leuk [NL]/plezierig [VL]?              
   > Nee, het was niet zo leuk/plezierig.
Heb je je geamuseerd? [zich amuseren]     
   > Ja, ik heb me geamuseerd.
Heb je veel lol gehad? [lol hebben]              
   > Ja, ik heb veel lol gehad.

4.- Una carta/e-mail informal a un amigo/a

Estimado/Querido Kees,

¡Hola! ¿Cómo te va? [¿Qué tal estás?] ¡Hace ya mucho tiempo! Escribo en neerlandés porque estudio neerlandés en la Universidad de Granada. Hace ya algunos meses que estudiamos, desde octubre, cuatro horas por semana. Hay muchos estudiantes en la clase. Hablar me parece un poco difícil, pero leer y escribir me parece más fácil: entonces tengo más tiempo para pensar.

Nuestro libro se llama Neerlandés para autoestudio. Tenemos también unos apuntes con la gramática, listas de vocabulario y canciones. El neerlandés tampoco es tan difícil, creo. Sí que tienes que estudiar cada día un poco, escuchar el CD, repetir palabras y frases, etc., pero poco a poco puedo entender cada vez más. ¡Y el idioma me parece muy bonito!

En mayo y junio escribiré poco, porque entonces tengo los exámenes. Entonces tengo que estudiar mucho y me pongo muy nervioso/a. También es difícil porque entonces hace mucho calor en Granada y no se puede estudiar tan bien. Entonces me voy a veces a la costa (a la playa) para descansar, o me voy al parque a pasear o leer.

¿Estudias mucho? [¿Aún estás ocupado con los estudios?] [Sigues estudiando o has acabado ya la carrera?] Espero que tengas tiempo para tus aficiones. ¿Has leído últimamente un buen libro, o visto una película bonita? ¿Has ido a un buen concierto? ¿Y qué tal están tu padre y tu madre? ¡Salúdalos de mi parte!

A mi familia le va bien. A veces (de vez en cuando) voy a comer a casa de mis padres. Mi hermano también está allí. ¡Es muy agradable!

A mí me va bien/estupendamente. Estoy muy liado/a porque estudio y trabajo. ¡A veces es un poco demasiado! Pero mis estudios me resultan aún muy interesantes. No es demasiado difícil. Mi trabajo no me gusta tanto, pero ¿cómo puedo si no pagar mis estudios, la casa y la comida?

¿Vienes también este verano a Granada? ¿Tienes tiempo para venir a visitarme? Tengo un piso más grande que el año pasado y desde luego te puedes alojar en mi casa. Tengo tres dormitorios, un salón agradable con mucha luz, una cocina grande y un aseo pequeño. Mi hermana viene en junio, ¿quizá quieres venir tú también entonces o prefieres venir en julio o agosto? La verdad es que Agosto es demasiado caluroso. No te gustaría.

A mediados de agosto tengo vacaciones y voy a ir a holanda [A mediados de agosto me voy de vacaciones a Holanda]. Quisiera quedarme una semana en Ámsterdam, y luego viajar dos semanas por toda Holanda. ¿Estás allí entonces? Entonces podemos quedar y hacer algo juntos/as? ¿O quizá me puedo alojar/quedar en tu casa? Contéstame rápido y cuéntame si es posible. ¿O quizá sabes de una pensión/un hotel barato en Ámsterdam?

Ahora tengo que irme. Tengo que acabar/finalizar la carta/el e-mail. Mañana te sigo contando. ¡Espero que todo te vaya bien!

¿Me contestarás rápido?
¡Tengo un montón de ganas de volverte a ver!
Espero (con ilusión) tu respuesta
Espero tu respuesta

Saludos cordiales,
Saludos cariñosos,
‘Saluditos’,
(Un montón) (muchos) ‘cariñitos’,
Un beso (besitos),
xxx

Hasta volver a escribir
Hasta pronto,

Annemarie

PD. (Da) recuerdos a tu hermano

-----------------
Enviar/mandar un e-mail
> Te he enviado/mandado un e-mail
 
Recibir un e-mail
> He recibido (Me ha llegado) un e-mail

-----------------
¿Qué vas a hacer en el verano?
> En el verano voy a ir a Holanda.
¿Qué has hecho en Navidad/Semana Santa?
> En Navidad/S. Santa me quedé en Granada.
¿Estuvo bien/ Lo pasaste bien?
> ¡Sí, estuvo muy bien/ Lo pasé muy bien!
¿Te divertiste/Fue divertido?
> No, no fue tan divertido.
¿Lo pasaste bien? [pasarlo bien]
> Sí, lo he pasado bien.
¿Te has divertido? [divertirse]
> Sí, me he divertido mucho.